Door in my head - Michiel Deprez
1
2020
In een lege huiskamer staat kunst, lijkt het.
Ik merk beweging.
Een donkergrijs stuk dekzeil transformeert langzaam.
Ik had het kunnen missen.
Het beweegt niet doelgericht, maar eerder reflexief. Zoals een blad dat verdort en in zichzelf krult,
of een hagedissenstaart die is afgeworpen en spastisch heen en weer beweegt, maar dan veel
langzamer. De beweging is traag genoeg om de verschillende vormen die worden doorlopen te laten
spreken, maar niet zo traag dat de beweging zelf onzichtbaar wordt. Wanneer de hoeken net van de
grond komen drukt het voor mij een enorme inspanning uit, door de lange hefboom. Als de hoeken
omhoog wijzen krijgt het iets heel viriel, en wanneer ze naar mekaar toevouwen wordt het dan weer
iets vertederend en zelfs zielig, alsof het zeil zichzelf probeert te omhelzen. Bij de omgekeerde
beweging lijkt het een proces van openbloeien. Daarna wordt het hoe langer hoe meer een soort
ademhaling, iets cyclisch en organisch.
Organisch is een goed woord om dit werk te omschrijven, ondanks of misschien net dankzij het
synthetische materiaal. Het artificiële en functionele karakter van het materiaal wordt niet verstopt,
daarvan getuigen de gouden ringetjes in de hoeken, die kunnen dienen om het zeil de bevestigen.
Misschien zorgt dit gebruik van synthetisch materiaal ervoor dat de natuurlijkheid van de beweging
mij verrast en zo nog meer tot de voorgrond treedt.
Misschien laat de nederigheid van dit object mij stilstaan bij hoe ik dingen (gebruiksvoorwerpen)
gebruik. Ik voel in elk geval empathie voor het denkzeil en die empathie wordt nog groter omdat het
een ding is dat eigenlijk geen medeleven zou moeten uitlokken.
Het zijn zeker ook de miniscule schokjes en stootjes in de beweging die dit wezen zo fragiel maken.
Arm, vergeten dekzeil, wie draagt er zorg voor jou?
Het organische karakter zit ook in het cyclische van het werk. Het heeft geen begin, midden en eind
maar het gaat eindeloos door, in en uit, open en dicht. Die cyclus is heel geruststellend voor mij als
kijker, het geeft mij een tijdskader om in te kijken en het verzekert mij dat het blijft werken ook als
ik niet kijk.
Ik vind het anders vaak moeilijk om in te schatten hoe lang ik moet kijken naar een kunstwerk.
Vanaf wanneer begint iets te werken? Hoe lang moet je stilstaan bij een kunstwerk om het een kans
te geven? En wanneer is het uitgewerkt? Beeldende kunst is vaak ruimtelijk heel duidelijk
gekaderd, maar het tijdskader is vrij. Het ritme van dit werk geeft het een aangename houvast in de
tijd, zonder een strikte afbakening.
Ik kan niet meteen zeggen of de bewegingen zich telkens exact herhalen, of elk kreukje zich
daadwerkelijk herhaalt bij elke nieuwe contractie. Het oppervlak is te complex en onregelmatig, en
de beweging zelf is ook zeer complex. Er zijn stukken die opblazen, omkrullen en inkreuken. Het
licht reflecteert op verschillende vlakken.
Ik krijg na verloop van tijd zin om een klein mannetje te zijn dat op het dekzeil kan staan, om in het
veld van kreuken te kunnen rondkijken en grote bergen te zien verrijzen en neerstorten. Zodat
textuur landschap kan worden.
2
Ik merk beweging.
Ik merk dat ik nog niet alles had opgemerkt.
Het duurt even voor ik merk dat er een tweede beweging in de ruimte plaatsvindt. Aan de muur
hangt een rolletje, ongeveer ter grootte van een rol duct tape en met ongeveer dezelfde vorm. In
plaats van plakband is het een strook glad plastiek die op de rol zit, vergelijkbaar met het materiaal
van een filmrolletje. De rol draait langzaam rond waardoor telkens een strookje wordt opgerold, om
er dan weer af te glijden en neerwaarts te hangen. Maar, tenzij je van heel dicht kijkt, zie je enkel
het korter worden van de strook die neerhangt, het ronddraaien van het rolletje zie je niet.
Dit effect, een strookje dat korter wordt, is heel bevreemdend. In tegenstelling tot het vorige werk
voelt het artificieel en synthetisch. De beweging doet mij vaag denken aan de grote hamers die
gebruikt worden om stalen balken de grond in te drijven. Het heeft iets onverbiddelijk en daardoor
soms zelfs tragisch.
Het materiaal is veel sterieler, er zijn bijna geen imperfecties in het blinkende gladde oppervlak.
Het feit dat het aan de muur hangt geeft het iets praktisch en functioneel. Het past beter in de wereld
van huizen en muren, het staat niet in de weg en heeft een eigen plaats, net als de thermostaat en de
lichtschakelaar op die zelfde muur. Het neemt ongeveer evenveel plaats als hen in beslag. Het zou
een apparaat kunnen zijn, iets met een functie die nu ten einde is, dat men is vergeten uitzetten.
Het is net als het vorige werk cyclisch herhalend, maar voor mij lijkt het een herhaling die niet
duurzaam is. Het is telkens een langzame opbouw naar een plotse anticlimax. Ik krijg het gevoel dat
dit niet eindeloos kan doorgaan, het is te vermoeiend, er moet ergens entropie in het spel zijn. Ik wil
zelfs niet dat het doorgaat, mijn grootste verlangen is dat de cyclus stopt eens het is opgerold. Mijn
grootste voldoening komt telkens op dit moment, wanneer de rol een perfecte cirkel vormt. Hoe
jammer vind ik het dat het toch blijft doorgaan en dat al die moeite opnieuw moet worden genomen.
Temeer omdat het moment van perfectie telkens net zo lang duurt dat ik toch ga hopen “Misschien
is het nu stilgevallen”.
Beide werken hebben iets verlaten en vergeten, alsof het relieken zijn van een hoogtechnologische
beschaving, artefacten die nog een stukje leven in zich hebben. Dingen die ooit iets deden en nu
verder doen hoewel er niets meer is om uit te voeren. Dingen die nooit echt gewaardeerd zijn om
hun activiteit, met gemak genegeerd. De enige reden dat ze nu wel opvallen is dat hun betrouwbare
arbeid nu zinloos en geïsoleerd is. Desondanks zijn ze niet dolgedraaid. Hoewel hun werk nu
zinloos is, blijven ze toch sereen in de uitvoering.
Maar er is een belangrijk verschil tussen de twee entiteiten, namelijk dat de rol zich niet kan
losbreken uit zijn functie, en dus gedoemd is om uiteindelijk wel stil te vallen, vast te lopen en uit te
doven. Het dekzeil daarentegen heeft een eigen adem gevonden, de zinloosheid van zijn of haar
bestaan lijkt zelfbestendigend geworden. Het leven dat een anorganische doorstart neemt.